donderdag 22 mei 2014

blogopdracht 3

Gedicht 2, Frits en Kee-Piet Paaltjens (1835-1894)
1 Zij heette Kee. Hij schreef zich Frits.
Zij zag wat scheel. Hij liep mank.
Een englenpaar. Maar zij erg bits,
En hij verschriklijk aan de drank.
5Zo woonden ze in een lekke schuit,
Als twee marmotjes in hun hol.
Geregeld schold zij hem de huid
En dronk hij zich met bitter vol.
De tijd vliegt snel, vooral wanneer
10De liefde 's levens zuur verzoet.
Hun koopren bruiloft kwam dus, eer
Het minnend paar het had vermoed.
In zijn verrassing leegde hij
Reeds 's morgens vroeg zijn tweede fles;
15 En van weeromstuit raasde zij
In ééns wel voor een week of zes.
Doch ziet! - Terwijl de teedre bruid
Haar eedle bruidegom en heer
Nog streelde, zonk opeens de schuit
20 Tot op de boom der stadsgracht neer.
Het water stroomde 't roefje in
En vulde in nog geen ommezien
Frits' lege fles, zijn gemalin
En ook hemzelve bovendien.
25 Toen taald' hij naar geen drinken meer,
En Keetje hield voorgoed de mond.
Dat was voor de allereerste keer
In hun gelukkig echtverbond.

Metrum
In dit gedicht is er een metrum, namelijk een jambe, dit wil zeggen dat de nadruk op de tweede lettergreep ligt. Dit gedicht bevat een paar keer een elisie, het weglaten van klanken. Bijvoorbeeld in regel 21 staat er 't roefje, maar dit wordt uitgesproken als troefje. Ook in regel 10: 'liefde's levens' dit spreek je uit als liefdeslevens.
Ook moet je twee keer in dit gedicht zelf een elisie toepassen, anders klopt het metrum van het gedicht niet meer. Bijvoorbeeld in regel 5: "Zo woonden ze in een lekke schuit". De klemtonen in deze regel zitten op 'woon', 'ze', 'lek' en 'schuit'. In en een moet je dus beschouwen als één lettergreep. In regel 15 moet de lezer ook een elisie toepassen, "En van weeromstuit raasde zij". De klemtonen liggen hier op 'weer', 'stuit', 'raas' en 'zij', in plaats van op 'van', 'om', 'raas' en 'zij'.

De schrijver past meerdere keren het enjambement toe, dit wil zeggen dat hij de versregel door laat lopen op de volgende regel, zodat het gedicht beter loopt. Onder andere in regels 11-12: "Hun koopren bruiloft kwam dus, eer - het minnend paar het had vermoed." Hier gebruikt de schrijver het enjambement omdat het metrum dan blijft kloppen en omdat het duidelijker rijmt.
Een ander voorbeeld van een enjambement is in regels 18-19: "haar eedle bruidegom en heer - nog streelde, zonk opeens de schuit" Ook dit enjambement is ten behoeve van het metrum en het rijmschema.

Klank
Het rijmschema in het gedicht is ABAB ABAB ABAB ABAB ABAB ABAB ABAB. De dichtsoort is een ballade. Er zijn veel soorten rijmklanken te vinden in dit gedicht, een voorbeeld is mannelijk volrijm. Regel 1 en 3: 'Frits' en 'bits'. In regel 17 en 18 is halfrijm, assonantie te vinden, in middenrijm: 'teedre' en 'eedle', wat op het eerste zicht volrijm lijkt te zijn, maar als je het uitspreekt is het dat niet: oogrijm dus.

Songtekst: Blof - Mooie Dag

1De zon, het zand, de hitte en de rustige rivier
De stilte en de droogte, en de leegte van dit hier
De hemel en de aarde, de wijsheid van het land
En de wijsheid van een man, dat is genoeg 

5Er is niets waar ik op wacht
Morgen blijft het nacht
Ik overdacht mijn zorgen en de wereld
En alle keren dat ik wakker lag
Ik besloot
10Wat een mooie dag
Wat een mooie dag 

De grond, het gras, de wegen naar de horizon die trilt
De tijd is hier de ruimte, de diepte hier is wild
De onzin en de noodzaak, ze naderen de grens
15De liefde van één mens, was mij genoeg 

Er is niets waar ik op wacht
Morgen blijft het nacht
Ik overdacht mijn zorgen en de wereld
En alle keren dat ik wakker lag
20Ik besloot
Wat een mooie dag
Wat een mooie dag 

Er is niets waar ik op wacht
Morgen blijft het nacht
25Ik overdacht mijn zorgen en de wereld
En alle keren dat ik wakker lag
Ik besloot
Wat een mooie dag
Wat een mooie dag 

30Er is niets waar ik op wacht
Morgen blijft het nacht
Ik overdacht mijn zorgen en de wereld
En alle keren dat ik wakker lag
Ik besloot
35Wat een mooie dag
Wat een mooie dag 

Wat een mooie dag
Wat een mooie dag

40Voor de dood
In dit lied komen veel vormen van beeldspraak en stijlfiguren in voor. Een voorbeeld is repititio: Wat een mooie dag wordt vaak herhaald. Eveneens komt repititio voor in regel 4 en 15; waarin allebei aan het einde 'genoeg' wordt herhaald. Ook antithese komt voor, een voorbeeld hiervan is te vinden in regel 14: 'De onzin en de noodzaak'. Een ander voorbeeld van een stijlfiguur is de opsomming, ook wel enumeratie, bijvoorbeeld in regel 1; 'De zon, het zand, de hitte en de rustige rivier. 
De vormen van rijm zijn vooral mannelijk eindrijm, in de eerste twee regels van de strofes; 'rivier' en 'hier', 'wacht' en 'nacht' en 'trilt' en 'wild'. Verder gebruikt de schrijver vaak een enjambement, bijvoorbeeld in regel 7-8: 'En alle keren dat ik wakker lag - ik besloot'. Dit gebruikt de schrijver om het ritme in de tekst te houden. Ook van assonantie is sprake in regel 7-8, de klinker 'k' komt veel voor.
Het metrum in deze songtekst is niet altijd even duidelijk, er is sprake van een afgewisseld jambe en trocheus.
De inhoud van dit lied is vrij breed interpreteerbaar, blof heeft het geschreven na de onverwachte dood van een bandlid. Ik denk dat ze bedoelen dat de wereld gewoon doorgaat, ook na het verlies van een dierbare.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten